hbkjhbkjbkjbjkbjklbkjblkjblkjblkblblklkblblkkljblkklbkblkblblkbhkhjjhgkhjuhvuhvuhvykuvyvkuhjhjbvjhjkbkjbibiuyuyliugliugiluiuuihvukhyvkuykuyhvkuhvkhvhjvjhvjhvjhvjhvjhjhvjhvjhnvjnhvjnvhjjkhvkjkjbljbkbkjbkjbbjkblbkbkbjkblkjbbk
Algerije ligt in het noorden van Afrika met als hoofdstad Algiers. Grote kustvlakte, Atlasgebergten en een uitgestrekte Sahara (± 80% van het land). Oppervlakte Algerije: ˜ 2.381.741 km² ? ± 77,5 × België (België: 30.689 km²). Inwoners Algerije: ± 45–46 miljoen (België: ± 11,8 miljoen). Kolonie: 1830–1962 (Frans; met inlijving bij Frankrijk formeel als departementen vanaf 1848). Men kende er de onafhankelijkheidsoorlog van 1954–1962: en de onafhankelijkheid: 5 juli 1962.
Oudheid (voorislamitisch):
Moderne periode (na 1830):
Waarom missie?
Er was wel armoede gedurende de 19e eeuw, met landonteigeningen, verstoring van pastorale economie, hongersnoden (o.a. 1866–1868), ongelijkheid tussen kolonisten en inheemse bevolking ? wijdverbreide rurale armoede. Na 1962 is er een socialistische opbouw, en daarna olie- en gas-economie; met een sterke vooruitgang in gezondheidszorg/onderwijs, maar met een afhankelijkheid van hydrocarbons. Er is veel werkloosheid (vooral jongeren) en er bestaan veel regionale ongelijkheden (kust vs. binnenland/Sahara) en die houden armoede-/precariteitsproblemen in stand.
Ook in Algerije stootte men op hardnekkige moeilijkheden voor het missiewerk. Op Religieus vlak is er islamitische meerderheid; strikte regels rond proselitisme (zeker in de recente decennia). De Associatie met koloniale macht was vaak negatief, missionarissen werden vaak gezien als “Frans/Europees”, wat wantrouwen wekte. Op vlak van problemen waren er periodes van geweld en gedurende de jaren (1990s) troffen religieuze gemeenschappen. Ook de Geografie en het klimaat: grote afstanden, woestijnklimaat.
De eerste missieposten bevonden zich aan de Kust & in steden: Algiers, Oran, Constantine (bisschopszetels, scholen, hospitalen). Maar ook in Bergstreken enkele: Kabylïe (cultureel/taalkundig werk, basiszorg). In de Sahara: Laghouat-Ghardaïa-Biskra; later Hoggar (Tamanrasset) met Foucauld-spiritualiteit. De Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria (CICM / Scheut) had nooit een zelfstandige missieprovincie of langdurig werk in Algerije. De katholieke missie in Algerije werd historisch gedragen door: Missionarissen van Afrika (Witte Paters) – gesticht in Algiers (1868) door kardinaal Charles Lavigerie; Witte Zusters, Lazaristen, Franciscanen, Trappisten, en later de Kleine Broeders van Jezus (in de geest van Charles de Foucauld).
Er waren wel indirecte contacten. De Scheutisten werkten vanaf 1865 in China en later wereldwijd (Congo, Filipijnen, Brazilië, enz.), maar niet in Noord-Afrika. Er waren wel soms doorreizen of tijdelijke opvang van missionarissen gebeurde soms via Algerijnse of Franse havens (Algiers, Oran) op weg naar Congo of Centraal-Afrika. Sommige Belgische seminaristen of CICM-vormingshuizen in Frankrijk hadden contact met de Witte Paters, omdat beide congregaties rond dezelfde periode ontstonden (Scheut 1862 – Witte Paters 1868) en vanuit een gelijke missiedynamiek binnen de Franse invloedssfeer werkten.
Er waren geen scheutistenmissies in Algerije omwille van Franse koloniale invloed (de missie in Algerije viel kerkelijk onder Franse congregaties). Scheut oriënteerde zich ook eerder op Azië en Centraal-Afrika (China, Congo) — en er was oo al verdeling van missiegebieden via Propaganda Fide (het Vaticaans missiebestuur). Ook de Islamitische context maakte directe missie daar beperkt en sterk gereguleerd; Wel waren de Witte Paters er de erkende missieorde.