Artikels over de missionarissen in het algemeen én artikels over Zutendaalse msisionarissen...


>> Op deze pagina zullen we een lijstje met nuttige artikelen verzamelen.

  • Artikel omtrent Expo Missies Cultureel Centrum Zutendaal (2021)
  • Limburgers en Zutendalenaars (over (Zr Josée, Broeder Gerard en Pater Joe) in Kinshasa (1970) (nieuw toegevoegd 10/2025)
  • Bij het Vijf en Zeventig Bestaan van de Missiën van Scheut (1937)

  • >> ARTIKEL HIERONDER:

    Limburgse missionarissen in Kinshasa (Zr Josée, Broeder Gerard en Pater Joe uit Zutendaal en andere Limburgers)

    > Uit Het belang van Limburg van maart 1970

    In het grootste moederhuis ter wereld worden dagelijks bijna 100 kinderen geboren



    In verband met de aanwezigheid van Belgen in Kongo worden er zeer uiteenlopende cijfers genoemd, van 40 tot 80.000. Uitgezonderd het missiepersoneel, dat op vele plaatsen in het binnenland de enige — en haast onmisbare — blanke aanwezigheid is, zijn onze landgenoten voornamelijk te zoeken in het Katangese mijngebied en te Kinshasa, een stad die de allure van een grootstad heeft aangenomen, door haar sterke bevolkingsconcentratie en door haar uitzicht, waaraan president Mobutu de jongste jaren nog het een en het ander gedaan heeft. Het is een stad waarvan de grenzen voortdurend verlegd worden: in 1960, zo herinneren wij ons nog, lag het Boudewijnstadion op de buitenrand van de inlandse wijk, nu ligt het voetbalstadion Tata Raphael — de nieuwe naam van het Boudewijnstadion — midden in de « cité ».

    Het is een hopeloos geval. Toen president Mobutu aan het bewind kwam heeft hij alle hagen en geïmproviseerde omheiningen doen opruimen en is dit gedeelte van de cité er iets beters gaan uitzien: de in elkaar geknutselde woningen hebben bijna allemaal een plaatijzeren dak gekregen en de wegen zijn er min of meer berijdbaar. Maar verderop, in het randgebied, werden duizenden nieuwe woningen in potopoto gebouwd, werden weer de oude omheiningen opgericht en moet men de wegen na een regenbui op blote voeten doorwaden.




    STAR EN TELE-STAR

    Kongo leeft in een stroomversnelling die haast niet bij te houden is. Tenslotte heeft dit land nog geen eeuw beschaving achter de rug en werden haast gelijktijdig de fiets en de televisie als verworvenheden van de moderne techniek geïntroduceerd — en heeft men op het TV-scherm te Kinshasa en te Lubumbashi kunnen zien hoe de eerste Amerikanen voet op de maan hebben gezet. De televisie staat weliswaar nog in zijn kinderschoenen en een half uur van de weinig genietbare avondprogramma’s wordt dan nog dagelijks voorbehouden voor een redevoering van de president en propaganda voor de M.P.R.-partij, wat nu niet bepaald een boeiend kijkspel kan genoemd worden.

    Het gebouw werd geconstrueerd door broeder Gérard Stulens en de ultra-moderne apparatuur is — onder vorm van ontwikkelingshulp hoofdzakelijk uit Duitsland gekomen. Momenteel wordt er een elektronische installatie voor rechtstreekse uitzending gebouwd, maar ook dan nog zal Tele-Star onder controle blijven van de nationale zender. Daarmee is pater Bollen volledig akkoord want « dat voorkomt moeilijkheden », meent hij.

    De programma’s, die door Tele-Star worden gemaakt, hebben een culturele en educatieve bedoeling: de uitzendingen voor de dames over alles en nog wat, schoolprogramma’s, kerkelijke programma’s, enz. Star, dat de radioprogramma’s helpt stofferen, doet minder sensationeel aan, maar bereikt daarentegen heel wat meer mensen. Omdat de televisie alleen maar te Kinshasa, Lubumbashi en onmiddellijk omgeving kan opgevangen worden, moeten de mensen in het binnenland het uitsluitend van de radio hebben, die nog zeer veel beluisterd wordt, niet het minst langs kleine transistors, waarop de Kongolese jeugd al even verzot is als de onze.


    Het grootste moederhuis ter wereld

    Er bestaat tussen het Tele-Stargebouw en het moederhuis van Kinshasa geen enkel verband, tenzij dat wij, met de bedoeling in zo weinig mogelijk tijd zoveel mogelijk te zien, van het één naar het ander zijn gegaan. En welk moederhuis dan nog! Nadat een moederhuis in Tokio in tweeën gesplitst werd is dit van het Hôpital Général te Kinshasa het grootste ter wereld geworden. Daar werden in 1969 30.531 kinderen geboren, hetzij een gemiddelde van 83 à 84 per dag (zondagen inbegrepen). met een record van 130 in één dag. Toen wij het bezochten, op 27 februari, waren er daags voordien 97 kinderen geboren en tijdens het kwartier dat wij ons in de verlosafdeling ophielden, kwamen er nog twee kleine kongolezen ter wereld: dat was trouwens de meest gewone gang van zaken.

    De Kongolese moeders verblijven na de bevalling slechts vijf dagen in het ziekenhuis, maar zijn reeds enkele uren nadat zij de verloskamer verlaten hebben weer te been. Een kleine vermenigvuldiging maakt het duidelijk dat daar bestendig 450 moeders verblijven. Hoeven wij te zeggen dat er plaatsgebrek is? In lange rijen staan drie rijen bedden twee en twee naast elkaar geschoven, met daartussen een ruimte van een kleine meter. Volgens Europese opvattingen zou een dergelijke fabriek van nieuwe mensen een indrukwekkende infrastructuur vergen, maar in Kongo zijn de moeders al blij dat ze in een moederhuis opgenomen worden. De familie brengt eten mee voor 's avonds en de centrale keuken zorgt 's morgens voor een paar broodjes en 's middags voor rijst met wat gedroogde vis en soms ook vlees. De voeding van de zuigelingen is geen probleem, daar iedere Kongolese moeder haar kind zelf voedt, telkens wanneer de kleine schreeuwt en waar zij zich ook bevindt: op de markt, in de kerk, op straat, in de hall van een hotel. Er is daarbij — en terecht — geen enkele scrupule.

    Het Hôpital Général van Kinshasa staat onder leiding van de zusters van de Jacht te Heverlee en er zijn o.m. ook twee Limburgse zusters werkzaam (een woord dat in dit geval zijn volle betekenis heeft): zuster Leen Smeets van Bree en zuster Alda Vandenberk van Lommel. Wat deze mensen daar aan arbeid verzetten is onvoorstelbaar. Omdat er buiten dit moederhuis ook nog heel wat kindjes geboren worden, heeft Kinshasa met zijn nabij de 50.000 geboorten per jaar en is de bevolking van de Kongolese hoofdstad biezonder jong: 61 t.h. van de inwoners van Kinshasa is jonger dan 20 jaar, 27 t.h. tussen 20 en 40 jaar, en 9 t.h. ouder dan 40 jaar. Deze mensen onderwijs en arbeid verzekeren is één van de problemen, die de jonge Kongolese staat tot op heden nog niet heeft kunnen oplossen.


    Het ziekenhuis aan de Kongostroom

    In een voorgaande bijdrage hebben wij ons bezoek beschreven aan het melaatsendorp van Bunyuka, in Kivu, waar zieken vegeteren in een onbeschrijfelijke ellende. Op de rand van Kinshasa, vlak onder de Mont Stanley, ligt ook een melaatsendorp, dat wij eveneens bezocht hebben en waarbij wij tot het besluit zijn gekomen, dat in alle opzichten de instellingen in Kongo zeer groot kunnen zijn. Dit dorp draagt de naam van Hôpital de la Rive — het ziekenhuis aan de Kongostroom — waarvan het gescheiden wordt door een spoorlijn; het is het oudste ziekenhuis van Kinshasa en wordt geleid door de zusters van de Kindheid Jesu, onder wie twee Limburgse zusters: zuster Adrienne Deckers van Elen en zuster Marleen Habraeken van Hamont.

    Er zijn 150 melaatsen ondergebracht, maar de bevolking bedraagt het dubbel, omdat de gehuwde zieken er met hun gezin gevestigd zijn. Medische problemen stellen er zich haast niet: de staat levert medicijnen in voldoende voorraad, dokters en verplegers uit Kinshasa bedienen het ziekenhuis en de voeding van de patiënten wordt door de staat verzekerd.

    Er is alleen een menselijk probleem dat door een Belgisch therapeut, dr. Wattelet, wordt opgelost. Hij heeft naast de paviljoenen een groot gebouw opgericht, waarin een weverij, een boekbinderij, een schoenmakerij, een schrijnwerkerij en een kleine drukkerij zijn ondergebracht. Daarin kunnen de patiënten zich in een stiel bekwamen en ook nog wat geld verdienen. Door de staat zijn daarnaast geen financiële tegemoetkomingen aan de zieken voorzien; daar zij echter « kleding, voeding en huisvesting » kosteloos ter beschikking hebben, leven zij beter dan vele gezonden in de inlandse wijken van Kinshasa. Dr. Wattelet heeft het echter klaargespeeld vorig jaar aan de melaatsen, door de opbrengst van hun handenarbeid, ook nog 180.000 fr ter beschikking te stellen. Voor 150 mensen lijkt dat niet veel, maar in Kongo rekent de man in de straat nog met 1 en 2 Makuta’s, het equivalent van 1 en 2 frank.

    De zusters zorgen voor het middagmaal en ten dele voor de verpleging; maar door hun bestendige aanwezigheid in de paviljoenen en hun dagelijkse omgang met de zieken, reikt hun inzet en hun invloed veel verder. Zij doen dit, zoals alle religieuze verpleegsters in Kongo, tegen ‘honorarium’ van overheidswege van 900 tot 1100 BF per maand, — een bedrag waarmee geen enkele blanke in Kongo kan rondkomen, tenzij hij zoals de Kongolezen, ook op blote voeten en in een tot op de draad versleten kleding gaat lopen en zich voedt met maniok. Het is ’n probleem waaraan de Kongolese regering tot op heden nog niet schijnt gedacht te hebben.

    In 1960 was men tewege de melaatsheid volkomen uit te roeien maar na de onafhankelijkheid heeft deze ziekte opnieuw in beperkte mate verbreid. Het Hôpital de Rive kreeg 204 nieuwe gevallen binnen in 1967, 178 in 1968, 208 in 1969 en reeds 70 dit jaar. Dat zijn dan nog de gelukkige gevallen, die na verloop van tijd verzekerd kunnen zijn van hun genezing. Elders in Kinshasa leven nog 800 melaatsen verspreid over de inlandse wijk, die door een reizende verpleegster worden verzorgd, en in het binnenland hebben zich nog een ongekend aantal melaatsen verstoken in de dorpen.

    Tijdens onze aanwezigheid te Kinshasa hebben wij nog heel wat andere Limburgers ontmoet: pater Arnold Judong van Hees in de prokuur van Scheut, zuster Mia Claes van Godsheide in de lagere school van Matete, pater Thieu Goossens van Peer, die op zijn eentje in de St.-Andreasparochie in de inlandse wijk zit, zuster José Liebens van Zutendaal die directrice is van een kleuterschool in Limete, pater Cyriel Stulens van Zutendaal, die in het binnenland missioneert en toevallig voor een vormingscursus te Kinshasa verbleef, de paters Albert Bollen van As, Koen Janssen van Neerpelt, Karel Bloemen van Kaulille en zuster Lucienne Hardy van Martenslinde.

    « Maak aan de familie vele groeten over », luidde hun oprecht afscheid, wij ons bij deze willen kwijten.

    L. BRIERS.